Selecteer een pagina

Albert Van Impe, beeldhouwer

interview  van Jan Dewitte

 

 

 

 

ACHTER DE SCHERMEN VAN…

ERENOTARIS ALBERT VAN IMPE (deel 2)

(Uit: Tibsz, ledenblad van VeBeS, juli-augustus 2016)

Vorige keer las je hoe Albert Van Impe ondanks zijn zware visuele handicap een carrière uitbouwde als notaris, samen met zijn vrouw Anne. Na 27 mooie jaren beslisten ze om ermee te stoppen. Albert was toen 55. “We zouden samen nog iets kunnen doen”,zei Anne. “Misschien iets van een totaal andere aard…”

Albert: “Zo is het idee ontstaan om naar de kunstacademie te gaan, in Heist-op-den-Berg. We schreven ons in voor de cursus beeldhouwen en zijn gebleven van 1996 tot 2004. Ik had nog nooit zulke lange studies gedaan… (Lacht) Ik hoopte dat ik beelden zou kunnen maken op het gevoel. De leraar had nog nooit een blinde leerling gehad. ‘We zullen zien hoe het meevalt’, zei hij. ‘Begin er maar aan!’

Onze eerste opdracht was een voet met een deel van het bovenbeen. Op een sokkel in het atelier stond een plaasteren voet. We moesten die zo getrouw mogelijk namaken in klei. Daar kregen we vier maanden tijd voor. Ik had bekomen dat die voet naast mij stond. Regelmatig ging ik voelen. Tot ieders verbazing kon ik half november een goed resultaat presenteren. De leraar was er heel tevreden over, Anne ook.’Achiel,’ zei ik tegen de leraar, ‘kom regelmatig maar eens op mijn schouder kloppen. Neem mijn hand vast en zet ze op het werk. Als iets fout is, doe mij dan aanvoelen hoe ik het moet verbeteren.’ De leraar heeft het dan altijd zo gedaan. Op die manier lukte het vrij goed.

In het tweede en derde jaar moesten de ziende leerlingen een portret en een beeld van een model maken. Er kwam iemand naakt poseren. Toen stelde zich natuurlijk de vraag: ‘Hoe gaat Van Impe dat oplossen? Gaat hij voelen?’ Ik wou niet aan dat mens gaan voelen zoals ik voortdurend naar die voet was gelopen… Daarom stelde ik aan de leraar voor dat ik mijn zelfportret zou maken. ‘Doe dat!’ zei hij.Op mijn sokkel zette ik een grote klomp klei. Met mijn lintmeter en mesjes mat ik alle afstanden en vormen van mijn gelaat, om ze over te brengen in de klei. Ik heb er heel lang aan gewerkt. Mijn gelaat hing vol klei. Iedereen moedigde me aan. Naar het schijnt is het beeld vrij goed gelukt. Het werd afgegoten in plaaster en geschilderd.

Als tweede grote opdracht heb ik een zittend meisje gemaakt. Ze leest in een brailleboek dat op haar benen ligt. Het is een levensgroot beeld van klei, hol vanbinnen. Achteraf is het gebakken in de kunstacademie van Antwerpen, want in Heist-op-den-Berg was er nergens een oven waar het in paste. Een heel speciaal probleem dat ik met dat beeld had, was de stand van het hoofd. Dat meisje mocht niet naar haar boek kijken. Wie braille leest, kijkt in het ijle voor zich. Het hoofd mocht dus niet te veel gebogen staan. Daar hebben ze mij bij moeten helpen, ik kon het zelf niet beoordelen. Je moet dat vanop afstand zien. Voor de rest heb ik dat beeld helemaal zelf opgebouwd, met brede worsten van klei. Het hoofd maakte ik afzonderlijk, dat is er nadien opgezet. De structuur van het beeld moest stevig zijn, anders zou het inzakken!

Het eindresultaat kun je zien en voelen in het vlaamsoogpunt Antwerpen, in de Durletstraat, waar het beeld een plek heeft gevonden.

De volgende jaren werkten we in steen. Eerst was dat speksteen. Die is zo zacht dat je hem kunt bewerken met een soort rasp. Ik kon heel goed op het gevoel vormen aanbrengen. Alle beelden moesten helemaal opgeschuurd worden. Vaak vroegen medeleerlingen mij om te komen voelen of er nog onvolkomenheden waren aan hun werk…

Daarna schakelden we over naar hardere, Franse steen. Nu moest je werken met een beitel in de linker- en een hamer in de rechterhand. Dat gaf nieuwe problemen voor mij, omdat ik gewoon was om met één hand te werken en met de andere te voelen. Ik heb daar toen over nagedacht. Ik kon een beitel gebruiken met een rubberen kap erop. Zo was mijn hand beschermd tegen misslagen. Maar het was omslachtig werken: ik moest mijn beitel voortdurend neerleggen om te voelen. Dat was niet mijn gelukkigste tijd.

In het laatste jaar zijn Anne en ik naar een internationale school in Italië getrokken, die we hadden gevonden op het internet. Daar konden we marmer leren bewerken. Ik vond dat een uitdaging en Anne wou het ook graag eens doen. Ik zond de school een mail om uit te leggen dat ik blind was en te vragen of ik de lessen mocht volgen. Het was een vakantiecursus van enkele weken in Azzano, Ligurië. Het marmer kwam van vlakbij in Carrara. Ze antwoordden mij dat ze al een blinde student

hadden gehad, uit Nederland. ‘Je moet je geen zorgen maken’, schreven ze, ‘we zullen je aangepast gereedschap geven.’ Ik had ondertussen ook een avondcursus Italiaans gevolgd. Gezien mijn goede kennis van het Latijn en het Frans was dat niet zo moeilijk.

De leraar gaf mij een heel speciaal werkinstrument in mijn handen. Het was een hamer, maar aan de ene kant zaten er allemaal puntjes, uitsteeksels op het klopvlak. Daarmee kon je bij het kappen deeltjes afkrabben. Aan het andere uiteinde zat een punt, een beetje zoals een houweel. Als je de hamer in de ene richting draaide, kon je er grotere delen mee afkappen, met de andere kant kon je fijner werken.

Ze zijn met ons naar een droogstaand stroompje gegaan. Daar lagen marmerstenen die door erosie een speciale vorm hadden gekregen. We kregen als opdracht elk een steen te kiezen waarin we iets zagen of voelden dat we eruit zouden kunnen maken. Met een vrachtwagen werden die stenen dan opgehaald en naar de school gebracht. Tot het einde van het kamp hebben we aan onze steen gewerkt, in de voormiddag van acht tot één. We deden dat in open lucht, in de bergen. We waren er met Fransen, Engelsen, Amerikanen… Samen met Amerikaanse studenten vernam ik daar de gebeurtenissen van ‘9/11’.In mijn steen kreeg ik de vorm van een vis. Ik heb ook verscheidene kleinere marmerstenen bewerkt. Er kwam veel schuren bij te pas. Ik werkte altijd in gladde vormen, want dat voelde heel aangenaam aan.

Na die vakantie is Anne portretschilderen gaan volgen en ik ben overgestapt naar de keramiekafdeling. Daar werkten ze weer met klei. Alleen het draaien van potten was nieuw. Dat gebeurt met een elektrische draaischijf waarvan je de snelheid met een voetpedaal regelt. Het komt eropaan je klei midden op die schijf te zetten en dan met je twee duimen al draaiende zachtjes open te trekken, tot je na veel zwoegen en moeilijkheden tot een ronde pot komt. Als de klomp niet helemaal in het midden van de schijf blijft, vliegt hij eraf. Ik heb dat dikwijls gehad en dat was heel hilarisch. ‘Albert, uw pot hangt tegen de muur, jongen!’ (Lacht) Medeleerlingen moesten me helpen om de klei goed in het midden te centreren. Die techniek was dus minder goed aangepast voor mij. Ik heb wel potjes gedraaid, maar bracht het daar niet ver in.

In het tweede jaar kwam er nog een moeilijkheid bij: we moesten de gebakken potten glazuren. Dat kon ik praktisch niet zelf doen. Dikwijls moest je ook met giftige stoffen werken, kobalt en zo. Eerst moest je die afwegen op een weegschaaltje. Omdat ik het niet helemaal zelf kon, ben ik toen met de keramiek en de academie gestopt.

We deden thuis verder: Anne schilderde, ik beeldhouwde. In Hulshout hadden we veel plaats, er was zelfs een koer met afdak. Maar door de gang van het leven zijn we uiteindelijk naar de kust komen wonen.”

Hier beeldhouw je niet meer, maar ben je wel nog veel met kunst bezig?

Albert: “Ja, want ik heb altijd heel veel deugd gehad aan de kunst. Het was een openbaring.

Veel mensen hebben mij gevraagd: ‘Hoe begin je daaraan, als blinde persoon?’ Gewoon doen! Je probeert het en ofwel lukt het, ofwel niet. Bij mij is ook dat gelukt. Ik heb wel een paar keer serieus op mijn vingers geklopt en de potten gingen vliegen, maar al bij al ging het goed.

Nu beperkt mijn artistieke activiteit zich hoofdzakelijk tot tentoonstellingen bezoeken. Drie weken geleden heb ik de Belfius-collectie bezocht in Brussel. Er zijn tegenwoordig heel goede gidsen voor mensen met een visuele handicap. Zij beschrijven een paar werken in een collectie. Op veel plaatsen mag je ook aan beeldhouwwerken voelen. Je krijgt dan plastieken handschoentjes aan om het beeld niet te beschadigen… Ik neem heel dunne zijden handschoentjes mee, want plastic kleeft aan je handen en op de duur voel je dan niets meer.

Verschillende jongere mensen, zoals Tonia In den Kleef, zijn mij al opgevolgd in de kunst. Hier in West-Vlaanderen, in Lissewege, kunnen personen met een visuele beperking elke vakantie met klei en steen leren werken in ‘Kunstencentrum ’t Vaartje’.

Ik was in België een van de eerste blinde kunstbeoefenaars. In het notariaat was ik echt de enige met een zware visuele handicap.”

Je was een buitenbeentje… Hoe kijk je op je leven terug?

Albert: “Ik ben altijd gelukkig geweest, zowel in mijn beroep als in het familiale leven. Ik had maar met één ding verschrikkelijk ongeluk, van bij de geboorte: met mijn ogen. Dat is nooit de goede kant op gegaan, het bleef integendeel verslechteren. Op de duur moest ik het zonder zicht doen, wat soms toch wat frustrerend werd.”

Wat betekende Licht en Liefde in je leven?

Albert: “Licht en Liefde heb ik leren kennen in de jaren negentig. Ik heb onder andere een aantal vakantiereizen meegedaan, samen met Anne: Wenen, Salzburg, Italië, Schotland, Andalusië… Zo ben ik in de wereld van blinden en slechtzienden terechtgekomen. Ik leerde ook hulpmiddelen kennen: de beeldschermloep en later het voorleestoestel en de sprekende computer.

In 1995 is Cécile Claes mij braille komen leren. Toen kon ik nog een beetje zien, wat het makkelijker maakte. Met veel zwoegen en zweten heb ik het geleerd, maar ik heb er nooit snelheid in gekregen.

Via Leonard De Wulf kwam in de werkgroep van Licht en Liefde in Antwerpen terecht, waar ik vaak als moderator de lopende zaken op de vergadering tot een goed einde bracht.”

Is er nog een stukje levenswijsheid dat je met ons wilt delen?

Albert: “Ja, ik zou zeggen: nooit de moed opgeven! En nooit denken: dat lukt niet. Ik heb bewezen dat het kan, al was het niet altijd gemakkelijk. Als student had ik bijvoorbeeld mijn speciale studiemethode, omdat ik niet langdurig kon lezen. Veel ziende studente hebben die methode nadien van mij overgenomen!

Je krijgt ook wel heel veel terug van de mensen met wie je in contact komt. Ze hielden rekening met mijn beperking. Natuurlijk maak je al eens iets pijnlijks mee. Ooit, toen ik alleen thuis was, zag ik een grote en een kleine figuur in de wachtzaal zitten. ‘Kom binnen, meneer’, zei ik. ‘Ge hebt uw kleine meegebracht!’ Maar dat was zijn madam en het was een mongooltje… Ik heb mij natuurlijk geweldig geëxcuseerd. Zoiets overkomt je geen twee keer. Op de duur word je een beetje te zelfzeker met je handicap.”

Heb je nog dromen, of ga je gewoon blijven genieten?

Albert: “We wonen hier in het huis van de ouders van Anne, dat we in 2010 volledig gerenoveerd hebben. We kwamen naar de kust omdat we het klimaat hier veel beter vinden. Er zijn ruimere mogelijkheden om te fietsen en er valt hier cultureel veel meer te doen dan in Hulshout, Heist-op-den-Berg en Herentals. Daar zijn ook goede culturele centra, maar in Knokke kun je zoveel meer beleven aan concerten, lezingen… Brugge is ook niet ver.

Waar we vroeger woonden, was het vrijetijdsleven vooral afgestemd op sport. Al die gemeenten hebben een grote sporthal. Voor culturele manifestaties moet je al naar Lier of Geel gaan en daar zie je soms tegenop, vooral in de winter. We wonen heel graag in Knokke. Het huis heeft ook een klein tuintje, waar ik kan genieten van de zon. Een ander pluspunt zijn de vele aangespoelden. Mensen zoals wij, uit diverse regio’s, die hier na hun pensioen kwamen wonen.

In het verenigingsleven zijn we dikwijls samen met die mensen. Er is bijvoorbeeld een heel interessante ‘open-contact-club’. Elke maand komen we bijeen voor een lezing, gevolgd door een receptie en een etentje. Daar hebben we al heel veel mensen leren kennen. Je trekt een nummertje voor je tafel, zodat je nooit bij dezelfde mensen zit.

Zo, dat was mijn verhaal. Nu gaan we eens naar mijn zelfportret kijken!”

Dat doen we en zo krijg ik de kans om Albert ook op wat jongere leeftijd te ontmoeten. De gelijkenis is sprekend! Anne toont me enkele van haar schilderijen. Het huis is vol mooie dingen en Albert geniet met volle teugen van die kleurrijke wereld, ook al mist hij één zintuig volledig. De zon schijnt, buiten en in zijn hart.

Anne en Albert, bedankt voor jullie gastvrijheid. We wensen jullie nog veel gelukkige jaren toe!

(Jan Dewitte)