Selecteer een pagina

Iedereen die de kunst een warm hart toedraagt, of het nu gaat om een loutere liefhebber, een kunstenaar, een kunstcriticus of –historicus, heeft zich ongetwijfeld al gebogen over de eenvoudige vraag met een veelal complex en uitgebreid antwoord: ‘Wat is kunst?’. Deze drie woordjes kunnen het vertrekpunt zijn voor boeiende gesprekken op gezellige terrassen tijdens lange zomeravonden. Als vele mensen hierover nadenken en van gedachten wisselen, zal het niet verbazen dat ook een filosoof die zichzelf respecteert zijn woordje wil/kan meepraten.

Zo ook de Amerikaanse filosoof John Dewey die leefde van 1859 tot 1952. Hij nam al snel de vrijheid om de vraag te herformuleren en niet langer na te denken over ‘Wat is kunst?’ maar eerder over ‘Wanneer is kunst?’. Men voelt hierbij aan dat er zich een switch voordoet van een eerder statisch gegeven dat men moet gaan omschrijven en vervolgens vastleggen in een sluitende definitie naar iets dynamisch en zelfs organisch. Deze termen zijn niet alleen toepasselijk op de nieuwe vraagstelling van Dewey maar net zo goed ook op het antwoord.

Dewey pende zijn inzichten neer in een behoorlijk lijvig boek dat verscheen in 1934 en de titel ‘Art as Experience’ meekreeg. Het woord ‘experience’ dient dan vooral begrepen te worden als ‘beleven’ of ‘aanvoelen’ en verwijst niet zo zeer naar ervaring die men in de loop van de tijd opbouwt. Laat ons in wat volgt kijken naar drie belangrijke krachtlijnen van de visie van Dewey.

  1. Om te beginnen ziet Dewey het in aanraking komen met kunst als een ervaring die niet los te koppelen valt van het leven in het algemeen. Dit geldt zowel voor de waarnemer als de maker van kunst. Bovendien kan het kunstwerk niet bestaan zonder het materiële. Denken we maar aan de verf of het canvas voor een schilderij, brons of marmer voor een sculptuur of de muziekinstrumenten die nodig zijn om een partituur tot leven te brengen. De noodzakelijke aanwezigheid van materiaal geeft ook een sterke band met het leven en de wereld in het algemeen. Het is voor Dewey dan ook absurd om kunst te isoleren en weg te moffelen uit het dagelijkse leven. Al even dwaas en onmogelijk is het om een hiërarchie uit te denken voor de verschillende kunstdisciplines, waarbij er sprake zou zijn van zogenaamde ‘hoge of lage kunst’.

Persoonlijke bedenking: als we hierop voortwerken lijkt het onmogelijk om het kunstwerk los te zien van de historische context, zeg maar de tijd waarin het werd gemaakt. Bovendien is het kunstwerk niet te scheiden van de persoon die het werk creëerde, en is het van cruciaal belang om als waarnemer meer te weten over de persoonlijkheid van de maker. Wie is zij/hij? Wat is haar/zijn levensgeschiedenis? Hoe steekt zij/hij in elkaar?

  1. Vervolgens zet voor Dewey het in contact komen met kunst bij maker en waarnemer een proces in gang waarmee zowel intellect als emotie gepaard gaan. Expressie en verbeeldingskracht vormen in deze werking van onze geest en lichaam twee belangrijke krachten.

Er ontstaat een denkbeeldige driehoek met het kunstwerk, de kunstenaar en de waarnemer elk aan één van de drie punten van de figuur. En nooit ligt het definitief vast wie of wat de bovenhand heeft. Om de hogergenoemde vraag van Dewey ‘Wanneer is kunst?’ terug te brengen: er is sprake van kunst wanneer kunstenaar, kunstwerk en waarnemer met elkaar in een sluitende interactie treden.

Persoonlijke bedenking: men hoeft niet thuis te zijn in het vakgebied van de psychologie om in te zien dat Dewey een psychologisch proces uit de doeken tracht te doen. Dat was gedurfd in de jaren dertig van de vorige eeuw toen de psychologie nog een jonge discipline was, maar het maakte hem ook kwetsbaar voor de kritiek dat zijn visie speculatief en ongegrond zou zijn.

  1. Ten slotte acht Dewey kennis van groot belang om zodoende tot een onderbouwd oordeel te komen over een kunstwerk. Uiteindelijk brengt ons dit bij een educatief programma waardoor kunst wederom echter verbonden wordt met het leven en de wereld in het algemeen.

Persoonlijke bedenking: de focus van Dewey op educatie komt ongetwijfeld voort uit zijn groot geloof in de positieve werking van pedagogie en onderwijs in de brede samenleving. Meer specifiek voor de kunst mondt dit uit in de talloze educatieve programma’s die musea en kunsthuizen op poten zetten om hun bezoekers een beter beeld mee te geven van de kunstwerken, opdat zij voor zichzelf een zo oordeelkundig mogelijk oordeel zouden kunnen vormen. Op die manier kunnen we ‘ervaring’ uit ‘Art as Experience’ deels wel zien als kennis die men geleidelijk aan opbouwt, hoewel dit zeker niet de eerste betekenis is die Dewey voor ogen heeft.

Of je nu voor of tegen bent, je kan de visie van Dewey bezwaarlijk anders bestempelen dan vernieuwend, om niet te zeggen revolutionair voor zijn tijd. Het verbinden van kunst met het leven en de wereld in het algemeen, de link leggen met psychologische processen en het inbrengen van educatieve programma’s om het publiek in staat te stellen om zich een onderbouwd oordeel te vormen over een kunstwerk, het zijn dingen waarmee Dewey zijn tijd onmiskenbaar vooruit was.

Hoe werd dit ideeëngoed dan onthaald doorheen de tijd en hoe werkt het vandaag door?

Hoewel Dewey van bij het begin ook medestanders had, werd zijn zienswijze vaak op kritiek en scepsis onthaald. Het is in feite pas vanaf het eind van de vorige eeuw dat zijn visie door velen in het culturele en artistieke veld als uiterst waardevol werd aanzien. Dit komt tot uiting in de talrijke initiatieven op het vlak van educatie, die heden in de meest uiteenlopende gedaanten aan de gang zijn. Hoe dit in de praktijk verloopt en wat hiervan de resultaten zijn, is mogelijk onderwerp van bespreking in een volgende tekst.

-dit is een herwerkte en ferm ingekorte versie van de essay ‘Over ervaren, voelen en verbeelden’ dat Eddy Verelst in april ’21 indiende voor het vak ‘filosofische vaardigheden’ in het kader van de opleiding ‘bachelor wijsbegeerte’.

-het boek van Dewey is ‘Art as Experience’ uit 1934

-reacties en/of feedback van lezers zijn uiteraard meer dan welkom  op info@kunstzonderzien.be